donderdag 15 maart 2012

Onze coffeeshops.

Dit is geen blog ter promotie van het cannabis-gebruik. Hier beschrijf ik een persoonlijke kijk op ons nationale fenomeen, de coffeeshop, dit land waar Nederwiet al eeuwen staat en stond, die de weg naar de mond van menig melk- en geldboer vindt en vond. Wel veranderden de politieke winden, die over onze cannabis-akkers waaiden. Momenteel lijkt Bruin I een gure cannabijstijd te hebben ingeluid. Een goed moment voor wat warmte, dunkt mij.

Terug in de tijd:
Einde 2000: Kabám! Acht jaren samenzijn en samenwonen gaan voor mij voorbij. Vive la liberté, pepé! Samenwonen met boodschappen doen op zaterdag en op de rugleuning een kat verruil ik voor het minder ingesleten, soms nog onbetreden pad.
11 september 2001: Karèsh! Twee torens donderen in elkaar. De gong voor de volgende duizend jaar? "Tabasco" heet het cabaret-duo dat Sander en ik begin dat jaar zijn gaan vormen. Op 'nine-eleven' kijken we samen naar de nieuwsberichten over de Twin Towers. Indertijd blowt Sander al, of nog (we hebben elkaar te lang niet meer gezien en gesproken), ik rook dan nog niet, ook geen joints.

De televisie in de grote keuken van het voormalige klooster, waar mijn woongroep huist, staat aan, de deur naar het dakterras open. Er mag worden gerookt in deze gedeelde ruimte, maar liefst ondertussen goed gelucht. Het zonnige weer laat dat nog prima toe. In schril contrast daarmee de killie beelden op het scherm.
"Pass mij die joint eens," zeg ik tegen Sander, bij me op bezoek.
"Weet wat je vraagt, hè?" waarschuwt hij mij en houdt hem bij zich.
"Dat doe ik. Pass nou maar."
"Niet dat ik later het verwijt krijg dat ik jou cannabis-verslaafd heb gemaakt."
"Nee, dit wil ik zelf," steek ik mijn hand tegelijkertijd uit.
Plagerig houdt Sander bij het doorgeven de joint nog even vast wanneer ik hem over wil nemen. Mijn hand toont duidelijk mijn verwarring. We lachen. Dan hebben mijn duim en wijsvinger de tip vast, een uit de kleinste dummy gescheurde lege bladzij, origamisch opgerold tot een filter. Iedereen maakt weer een andere tip, leerde ik later. Het wordt op een asbak vaak gebruikt als herkenningspunt.
Die zelfde nacht, in een snackbar, breng ik met mijn lachkick Sander, personeel en enkele klanten méé aan het lachen. Om niets. Of ja, àlles is dan potentieel grappig.
Potentieel, hahaha!
Bijvoorbeeld.
En niets kan het lachen stoppen. Alle impulsen, extern en intern, verergeren de drang alleen maar. Maar na enkele rekkende, stuiptrekkende minuten zakt de schik en dim ik, nog nalachend om het gebeurde.
Eindelijk weer fatsoenlijk frieten kunnen eten.

De eerste coffeeshop van Nijmegen, als ik me niet vergis zelfs van heel Nederland, is het nu nog altijd fameuze Doornroosje. Die verkoopt hasj en wiet, door de gemeente oogluikend toegestaan, nog voor invoering van het landelijke gedoogbeleid omtrent softdrugs.

De eerste shop waar Sander mij mee naartoe brengt, is de Kronkel.
Aan het begin van de eeuw is dit nog een coffeeshop met geverniste houten stoelen en tafels, de bijna onmisbare pooltafels en op de binnenplaats een grind-terras met rieten stoelen en wat wietplanten van het huis. Bij een zakenman glijdt een stropdas van zijn hals af. Hij lijkt bevrijd, kijkt licht beschaamd, neemt een lange vloei, die de Kronkel in een opstaand plateau voor haar bezoekers op de bar heeft geëtaleerd, maakt een tip en bestelt een cappuccino bij barvrouw Anneke. Een dakloze vrouw vindt er een moment van rust op haar almaar wandelende dag. Hier kan zij de thee betalen en krijgt later een glas water, en als ze wil een tweede. Hier kijken ze haar niet laatdunkend aan.

"In de eerste jaren mochten hier nog gewoon kinderen en huisdieren binnen," vertelt een kunstschilderes van boven de zestig mij in Dakota, één van Nijmegen's oudste shops. "Als je daar nu aan terugdenkt, met het huidige rookbeleid, kun je jezelf wel eens voor je hoofd slaan. Dat we toen zó met onze kinderen omgingen."
Goed, dat we onze kinderen niet aan schadelijke rook moeten blootstellen (uit onze uitlaat- en schoorsteenpijpen eveneens!), wie is daar op tegen?
De coffeeshop verandert mee met de tijden.

Zo leer ik, al shop-shoppend, de coffeeshop kennen, die eerste jaren die ik blow: stukjes niemandsland, of iedersland zo je wil. In sfeer vergelijkbaar met een café in een hostel, waar je dan ook nog blowen mag. Mensen van ver en verderop vinden hier vertier, de seniore buurman eet er zijn dagelijkse tosti en de coffeeshop trekt daarnaast menig kunstenaar aan. Die veelkleurigheid aan mensen, de vanzelfsprekendheid van bij elkaar aanschuiven en dit alles onder het genot van dat gedoogde geestverruimende goed. Kan het nog beter?

Niet veel later volgt bij de Kronkel het nieuwe deurbeleid: tussen de deal-desk en het café-gedeelte komen toegangspoorten te staan. Onder andere vanwege veel klant-tegenstand wordt de Kronkel's nieuwe vinger-scan gelukkig niet de enige manier om binnen te komen. Dit alles gaat gepaard met een grote verbouwing en stijlverandering. De nieuwe weg wordt "Mood and Food", het gemoedelijke hout verruild voor strak design. Ineens is er een doelgroep, lijkt het wel: de jonge, frisse blower met een prettig gevulde portemonnee. Niet per se mijn kopje thee. En zeker een koerswijziging.

Gedurende de voorbije jaren heeft een groot aantal shops vergelijkbare metamorfoses ondergaan, vaak onder invloed van (hihi!) het veranderende politieke beleid. Zoals het algehele rookverbod in openbare ruimtes, wat in sommige coffeeshops voor vreemde praktijken zorgt:
"In de nieuwe rookruimte mag je roken en blowen, hier aan de bar mag je alleen blowen," legt Nicole in coffeeshop het Wonder een nieuwe klant geduldig, voor haar voor de tigste keer uit.
"En als ik nu een joint van alleen tabak maak?" wil de klant het beleid begrijpen.
"Controleurs mogen jouw joint niet openmaken en blowen mag wèl in een coffeeshop. Voor gewoon roken hebben we nu dus de aparte rookruimte."
Het is ook niet te begrijpen, om nog maar niet te schrijven over de zogeheten criminele achterdeur, waar de drugs de shop binnenkomen, en de gedoogde voordeur.

Wat mij op mijn tocht van shop naar shop opvalt, is dat veel medewerkers, vaak de eigenaren van de coffeeshops me iets zeggen in de strekking: "Van een paar kopjes thee per dag omzet kom je niet rond. We zijn geen opvangcentrum. We zijn een commercieel bedrijf."
Natuurlijk zijn dit legitieme argumenten en ik misgun niemand iemand's centen, zolang dat geld bestaat. Coffeeshops trekken een breed publiek. Ontegenzeglijk is een deel daarvan de wat afhankelijkere medemens, die vaak iets minder te besteden heeft; of nog jong, of zonder huis, alleen thuis, het vaderland ontvlucht, noem het maar op.
Mag het dan geen taak heten dat Nederland dit publiek ook uitgaansgelegenheid biedt? Tot nu toe zijn we daarin wereldwijd juist uniek, al lijken onder andere verschillende van de Verenigde Staten ons nu in te halen met hun cannabis-beleid.

Het Nederlandse drugsbeleid veroorzaakt al tegenwind voor coffeeshops onder het Balkenende-bewind en die is onder Rutte alleen maar toegenomen. Moet gezegd; het past in de lijn van zijn verdeel-en-heers-politiek, niet in de minste plaats door zelf gedoogd te worden. Wie gedoogt wie, vraag ik me tijd op tijd af. Hoeveel vrijheden laten we ons nog afnemen? In ruil voor wat? Veiligheid? Ik heb niemand óóit een ander veiligheid zien kunnen géven. Veiligheid zit in ons, beleef je slechts in vrijheid. Voor partijen met zo vaak Vrijheid en Democratie in hun vaandels geweven, wordt er wel héél veel verboden, gevolgd en voorgeschreven.

In tijden dat een kabinet steen en been klaagt over de groeiende criminaliteit maakt dat haar drugsbeleid des te moeilijker te begrijpen. Vooraleerst berust het zwaar op vooroordelen. Zo hoorden we onlangs uit monde van een CDA'er bij Pauw en Witteman de feiten weer grif door elkaar gehaald gebruikt worden, tegen dat monster hasj en zijn geniepige neefje wiet -en hoe crimineel dat die je maakten. De degelijk onderbouwde tegenargumenten van een andere gast veegt hij desondanks van tafel, als een bruikbaar metafoor voor Bruin I's huidige houding.
Daarnaast maakt men te vaak de fout drugs en criminaliteit over één kam te scheren. Echter, in onze internationale rechten van de mens staat geschreven:

Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.

Daaruit valt te lezen dat het jouw persoonlijke vrijheid is welke drugs jij gebruikt, zolang je geen andere personen daarmee schaadt. Zou iemand kwaadaardige daden plegen, dan komt op dat moment onze wetgeving omtrent criminaliteit om de hoek kijken en wordt aan de hand daarvan de wandaad be- danwel veroordeeld. Drugs hóéven niet verboden te worden. Een kind kan begrijpen dat hoe meer je verbiedt, hoe meer er crimineel (genoemd) wordt.
Om nog niet te schrijven over het groeiend aantal wetenschappelijke artikelen dat juist genezende of verzachtende werkingen toedicht aan de werkende stoffen in cannabis en hasj. Veel mensen die ik ken met een drukke geest (welke etiketten de psychologie daar op plakt!) zweren bij een jointje, prefereren die duizendmaal boven iets chemisch als ritalin. En hoe vaak en graag komt Thea C. tegen haar reuma even een rokertje en een babbeltje doen in haar stamshop?

Kortweg: THC, één van de werkende stoffen in hasj en wiet, is een geestverruimend middel, alcohol geestvernauwend. Cannabis mag vanaf het achttiende levensjaar gekocht worden, alcohol vanaf het zestiende. Coffeeshops mogen geen reclame (= propaganda) maken, daarentegen heeft de overheid schoorvoetend aan haar morele verantwoordelijkheid gehoor gegeven en onlangs alcohol-reclame (= propaganda) alleen later op de avond geoorloofd gemaakt. In provisorische bierkotten comazuipt ondertussen een generatie zich vuvuzela'end van de kaart. Wat een geld en macht zal zorg en staat uit deze schare jongelui vergaren! Welke wellustige, gesponsorde politicus, houdt zo'n trend tegen? Wie mag hun geld, wie mag ze straks verplegen? Nee, dan liever toch het geestverruimd gespuis te lijf!

Al dan niet tegen wil en dank vervult de coffeeshop volgens mij een belangrijke sociale taak in onze samenleving. Ik vind het dan ook moeilijk te begrijpen dat de (verenigde) coffeeshops dit argument niet steviger omarmen in hun strijd om hun zelfbehoud in ons straatbeeld. Menig medemens zal haar of zijn heil letterlijk op straat moeten vinden, wanneer de shop uit dat beeld verdwijnt. Het mag dan geen zorg-instelling zijn (de goden zij dank!), een coffeeshop-medewerkster geen maatschappelijk werkster, welke doorgewinterde horecaheld weet niet hoe belangrijk het luisterende oor is in dit vak? Wat dat betreft lijkt me nu een uitstekend moment de coffeeshop- en andere horeca-medewerkers een flinke opsteker te geven, juist voor hun zorg en broodnodige aandacht voor hen die die anders tekort zouden komen. Dat we er nog veel op mogen steken.
Vive la liberté!



pepé: lettermenger.

vrijdag 9 maart 2012

Over Groen en Links en zulks (een gesprek met Nijmegen wethouder Jan van der Meer).

M'n wachtruimte in het Stadhuis Nijmegen.
Die Jan van der Meer, GroenLinks wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling Waalsprong, Wonen, Klimaat & Energie en Groen & Water èn loco-burgemeester van Nijmegen, duidelijk merkbaar hadden mijn tweets aan hem geadresseerd, hem geraakt.
Dit was ook de aanleiding voor ons gesprek vandaag (8 maart 2012). Na het zoveelste pittige heen- en weer gereply tussen hem en mij, nodigde hij mij uit voor een bezoek.
Jan ontving me ruimschoots lachend, schudde amicaal mijn hand, er "De lettermenger!" bij zeggend en liep met rappe pas voor mij uit richting zijn persoonlijke vertrek in het Stadhuis.
"Koffie of thee?" liet hij mij binnen.
Een grote vergadertafel met een stoel of vijftien, omringd door kasten, heel veel meer stond niet in deze ruimte. Bovenop één van de kasten, achter wat nog opgerolde posters, prijkten de groene prijzen die Nijmegen door Jan's tijd heen had verworven (Jan bepolitiekt Nijmegen nu 18 jaar), veelal gesponsord of geïnitieerd door commerciële bedrijven, waarmee voor mij dat 'groene' toch wat verkleurde.

Jan zag mij er deze foto van maken en vertelde me daarom, niet vrij van enige trots, waar elk certificaat voor stond.
"Als Nijmegen al de duurzaamste stad is, hoe is het dan met de rest gesteld?" vroeg ik me hardop af.
Jan vroeg "wat zeg je?" op een toon waaraan je hoort dat iemand jou wel heeft verstaan.
"We moeten ergens beginnen," zei hij, terwijl hij mijn plastic koffiebekertje voor mij op tafel plaatste.

"Dat is eigenlijk de enige manier waarop ik jou ken, als iemand die boos reageert."
Jan en ik gingen zitten toen hij dit zei.
"Dat kan kloppen, want voorzover ik weet volg jij mij niet op Twitter, dus lees je niets anders dan mijn tweets die aan jou geadresseerd zijn.."
De volksvertegenwoordiger bevestigde dit.
"En Jan," legde ik uit, "jij bent de tweede man van deze stad, èn van de partij waarmee ik twintig jaar verwant was, was!, tot onder meer Kunduz, en jij noemt in het openbaar die Waalsprong groen! Maar hoe groen die eigenlijk is, weten we toch allebei?"
"Nijmegen heeft de Waalsprong nodig voor haar groei. Jaren geleden wees ik al op de naderende bevolkingskrimp vanwege de babyboomers die binnenkort over de tafelrand kieperen, zoals ik dat wel eens noem. Maar Nijmegen is een uitzondering op deze trend, dit is een gemeente die, tegen de landelijke trend in, bleef groeien en de komende tijd nog zal blijven groeien. Binnen de bestaande grenzen van de stad zouden wij de woningbehoefte niet kunnen oplossen," beweerde Van der Meer. "Daarnaast, hoe wij in de Waalsprong met warmtewinning omgaan, door het opvangen van warmte die bedrijven uitstoten, die anders de lucht in was gegaan, op te vangen voor de woonwijken daar, dat is uniek!"
Wethouder en loco-burgemeester
Jan van der Meer, 4 maart 2010.

Jan poogde met zijn antwoorden toch nog enige groene waarde aan de Waalsprong te geven, maar het kwam mij voor als een vlag op een modderschip, zeker uit de mond van een man die politiek opgroeide bij de Groenen, indertijd faliekant tegen de Waalsprong was en nu, bij nóg zo'n ahum-groene partij, dat zelfde onding erdoor had gedrukt en zelfs verdedigde in haar "groene hèrt" en haar noodzaak.
Hij kende de documentaires en nieuwsfeiten ook, waarin maar al te duidelijk werd hoe bouwbedrijven en gemeenteraden samenwerkten uit puur winstbejag, door gloednieuwe bedrijventerreinen en woonwijken uit de grond te stampen en deze onder de noemer van bijvoorbeeld "groenere huisvesting" verkochten.
In Nijmegen hadden we volgens Van der Meer niet een zodanige leegstand van bedrijfs-, winkel- of andere panden, dat renovatie hiervan (een deel van) de woningnood zou kunnen oplossen.
Ik dacht aan kraken.
"En daarbij," vervolgde hij, "is het ook een erfenis die ik als wethouder heb gekregen van mijn voorgangers."
Waste hij nu zijn handen nog iets beter schoon?

Ik begreep ook wel dat Jan het zo ervoer als dat ik het op hem had gemunt. Was ik dan zo op zijn persoon gericht geweest? Nee, schreef ik eerder. Het was en is zijn politieke positie en de mijne als schrijver, díé rollen deden ons elkaar hier ontmoeten. Ja, en toch ook wèl: Daarnaast namelijk waren hij en ik inwoner van ons, hopelijk gedeeld, geliefde Nijmegen en waren we allebei bewoners, zonen van deze zelfde kleine, kwetsbare planeet.

"Eén van de redenen waarom ik zo fel kan reageren is, omdat het in onze tijd een kwestie van 'It's now or never' is: de wereld brandt. Het bestaan is doordrenkt van commercie, nee, het wordt erdoor beheerst. In het Westen bepaalt het geld de koers van de landen. In Nederland bepaalt het Bruto Nationaal Product hoe het is gesteld met onze welvaart, niet het menselijk geluk. Ook politieke beslissingen worden met als eerste maatstaf het geld genomen."
"Maar wat verwácht je dan van mij?" vroeg Jan me op een ietwat wanhopige toon.
Dat was een mooie vraag.
Mijn antwoord begon redelijk voor de hand liggend: "Een volksvertegenwoordiger te zijn. Het is niet voor niets dat ik GroenLinks tabee heb gezegd, die partij is mij te rechts geworden."
Jan van der Meer's gezicht gaf aan dit te willen weerleggen, maar ik sprak verder:
"Naar mijn idee zijn in de voorbije vijfentwintig jaar àlle partijen naar rechts opgeschoven. De SP bijvoorbeeld is qua standpunten vergeleken met toen, nú op de positie van de PvdA gekomen. De SP is de meest linkse partij van Nederland. GroenLinks, àlles zit daar nog rechts van... Besef je dat we in dit land dus eigenlijk geen linkse partijen meer hebben? Als partijlid van GroenLinks verwacht ik van jou dat je ook de stem van die mensen met het oorspronkelijke gedachtengoed van links, meeneemt in jouw werk. Ik neem aan dat je vergaderingen wel eens voorzit?"
De locoburgemeester knikte zijn hoofd met een instemmende blik erbij.
"Nu, dit kun je op verschillende manieren doen..." besloot ik, bewust een stilte nalatend.
Jan vulde die vrij vlug: "Maar ik kán radicaal zijn! Ik ben bijvoorbeeld een uitgesproken voorstander van een fors lichtere belasting op arbeid en een zwaardere belasting op goederen. En sinds kort ben ik ook bezig met islamitisch bankieren, wat niet met rente werkt."
Het cynische "Nou zeg, wat radicaal," slikte ik daar maar in. Misschien dat mijn gezicht het uitsprak, dat spreekt wel vaker boekdelen, naar het schijnt.

Van der Meer: "Het is ook onmogelijk om nu nog te zeggen: 'We stoppen met die hele Waalsprong'. De gemeente heeft met geleend geld de grond ervoor aangekocht. Zouden we nu de stekker uit het project halen, dan betekende dat het failliet voor de gemeente."
Ik: "Dat is precies wat ik bedoel! Hoe kun je iets van geleend geld nog groen maken? Ja, je kunt er een groen sausje overheen gieten, maar het blijft van de "duivel" geleend geld. Door deze leenconstructie zit de gemeente, zit jij verstrengeld in de klauwen van commerciële giganten die in de meeste gevallen de veroorzakers van de huidige crises zijn. Dan kun je de Waalsprong nog zo'n groen aanzien geven, het is die duivel die het bezit."
"Maar deze lening krijgen we weer terug door het verkopen van de bouwkavels," verantwoordde de wethouder de werkwijze.
Hij wist het zeker...

"Jij bent toch van Occupy, jij sliep toch ook op het Valkhof?' luidde de wethouder onze laatste vijf minuten in. Zijn persoonlijke assistente had hem erop gewezen dat zijn volgende gast inmiddels was gearriveerd.
"Daar ben ik zeker onderdeel van," zei ik.
"Dat kon bij voorbaat al niet slagen," klonk Jan's stem overtuigd.
"Dat heeft niet kunnen slagen, omdat te veel mensen aan de zijlijn bleven staan en zeiden dat we het goed deden, maar die zelf niet deelnamen aan Occupy, uit angst, gemakzucht of met welke reden ook. Ik ben blij dat ik voor deze zaak heb gestaan en nog altijd sta."
Vermoedelijk was nu in mijn stem mijn overtuiging te horen en wellicht ook de dringende wens dat deze loco-burgemeester mijn onderliggende boodschap ook zou opvangen, mijn wens dat hij zijn hart zou laten spreken, het vanuit zijn roeping zou steken in iets harteloos als de politiek -met daarbij de mens, het leven en niet het geld als maat.

Mijn jas haalde ik van de rugleuning af en ik trok hem aan. Jan en ik schudden elkaar de hand. Hij wees me nog een korte weg uit het Stadhuis, de "artiesteningang" noemde hij die, en die deur uitstappend, stond ik achter de poort richting de Burchtstraat.
"Tijd voor een rustige terugblik," besloot ik.
Met een rokerij en een chai erbij.


pepé: lettermenger.

dinsdag 6 maart 2012

De Kronenburgerparkjongleur.

Sinds de release van Queen's album Innuendo -en niet lang daarna ook de 'release' van haar frontzanger Freddie Mercury in de eeuwige ether, kreeg het jongleren een diepere betekenis voor me. Hoe J. J. Grandville deze vaardigheid verbeeldde, paste niet alleen het muziekalbum perfect, maar raakte in mij een snaar, ik net zeventien jaar, wat mij een dieper besef van de relativiteit en tegelijkertijd de mystiek van het bestaan gaf. Want wie was die jolige jongleur, die dwaas, die met planeten als met ballen speelde en welk klein heerschap deinsd' er angstvallig voor terug? Zou die banaan hem dodelijk treffen?

"Ik verlang altijd naar het volgende seizoen" schreef één van mijn pseudoniemen, Friedegond, eens en ja, dus keek ik ook nu weer naar de lucht en zag die meer en meer transformeren in de lente; met haar knoppen en gezang van vogels. O, en voorzichtig verheugde ik mij al lichtelijk op het jaargetij daarná..! Die al millennia durende draaiing van de aarde, een waarlijk kunstenaar die haar en al die and're ballen zo lang hoog houdt!

Het waren vast jullie op Twitter die mij bezig hielden via mijn aaifoon toen ik de stoel naast mij licht verschoven worden hoorde. Ik keek op en zag Erik in de ogen. De Kronenburgerparkjongleur!
"Vind je het goed als ik er bij kom zitten?" vroeg hij me.
"Hé, het is een coffeeshop, gezellig!"
"Nou ja," verklaarde Erik zijn vraag nader, "het kon zijn dat je even op jezelf was gaan zitten.
"Nee hoor, ik ben nog wel hiermee bezig, maar zo klaar," hield ik de telefoon eventjes op.
Erik installeerde zich aan het ronde tafeltje, waaraan die dag al verscheidene mensen in verschillende aantallen tegelijk bij me waren komen zitten. Het was daags na mijn verjaardag, op welke zelf ik platzak was, vandaar dat ik deze dag de schade daarvan grif inhaalde.

Een tweet voor verzending op spel- en andere gebreken controlerend, ving die altijd fijne ooghoek (oorhoek bestaat nog niet -of nu wel?) wat zenuwachtige bewegingen en gemompel op en mijn brein gooide reeds wat balletjes op als antwoorden na een vermoedelijk aanstonds uitgesproken vooroordeel.
"Ben je daar een spelletje op aan het spelen?" leidde Erik zijn mening in.
"Nee, ik ben wat aan het schrijven."
Antwoorden op de vraag, graag, niet vooruit op de feiten.
Aan Erik's "O," was opluchting en verrassing te horen.
Ik was weer terug bij mijn onaffe bericht, maar vroeg:
"Ben jij al in het park te vinden?"
"Nee, het is nog te koud buiten. Als het zo'n achttien, negentien, twintig graden is, of meer, dan ga ik wel het park in. Dan kan de korte broek lekker weer aan, ja."
"Ja, verstuurd!" keek ik hem lachend aan en borg het 'ding' op in één van mijn zakken.
"Ik kan daar niet mee overweg," nam mijn tafelgenoot van dat moment de gelegenheid, "ik begrijp niet dat mensen zo veel met zo'n apparaat bezig kunnen zijn."
"Was het beter geweest wanneer ik hier met een grote krant voor mijn neus had gezeten?"
'Had je het dan wèl begrepen?' dacht ik daar achteraan.
Ik vervolgde: "Ik ben een schrijver en de stukken die ik maak, plaats ik op het internet. Een groot voordeel daarbij vind ik dat je direct en wederzijds contact hebt met anderen die actief zijn op het web."
"O, ben jij een schrijver? Ik ben ook met een boek bezig."
Zijn tweede zin sprak hij duidelijk bewust minder luid uit. Uit bescheidenheid of als een voorbedachte test in ons gesprek? Om te zien of zijn interesse in mij door mij werd beantwoord?

Dit bracht ons bij onderwerpen als politiek, Occupy, spiritualiteit, liefde, poëzie en andere kunsten -en hoe een schrijver in de huidige multimediale tijden zijn schrijfsels wil verspreiden.
"Welk boek ben jij dan aan het schrijven?" sloeg ik een bladzij van onze conversatie om en verwisselde de protagonist.
Erik keek over zijn joint heen, blies de rook in de zelfde richting uit en zei toen: "Wat fijn dat je mij dat ook vraagt."
Daar bleken we inderdaad allebei te zijn bezig geweest in het woord-balanceren en door alle ballen goed in de gaten te hebben gehouden, ervoeren we dat als waren we daarin geslaagd.

Erik begeleidde mij in door een getallenwoud van formules die draaiden om de zon en die volgens hem verklaarden hoe heet het oppervlak ervan was -en rekende door hoe heet het daarom op aarde was, aldus, het moge duidelijk zijn dat mijn brein door onwetendheid algauw, al was het aan Erik's hand, de bomen wel, maar het bos niet zag.
Want hij bleek op zoek naar hoe de energie van de zon het efficiëntst door ons benut worden kon -en daar zag ik natuurlijk het belang wel van in. Erik was naar mijn idee ook in een vergevorderd stadium van zijn theorieën. Hij beaamde dit toen hij zei:
"Het is nu nog een kwestie van hoe ik dit op een voor een lezer begrijpelijke manier kan verwoorden."
"Dat is zo te horen een hele tour," verzuchtte ik.

Terwijl we onze telescopen een poos inzoomden op dit hemellichaam, schoten mijn gedachten achterwaarts naar mijn achtste verjaardag. Zwartroodgroen pakpapier scheurde ik van een A4-formaat dun boek af, op de kaft getekend een meisje en een jongen -en planeten. Dat had ik indertijd verslonden, al die weetjes over planeten en die eindeloos grote ruimte!
Ik vertelde het Erik.
"Ik ken de titel ervan niet meer, maar op díé manier zou ik het nog kunnen volgen, want dat is het euvel: ik vind het machtig interessant, maar heb geen wis- of natuurkundige aanleg."
"Naar die vorm ben ik ook op zoek," zei hij.
"Maar onder andere via Occupy Nijmegen ken ik wel mensen die zich ook bezighouden met zonne-energie, dus misschien kunnen we een keer een ontmoeting regelen in het Kronenburgerpark?"
Hoe dan weer verschillende punten samenkomen.
Erik vond het een fijn vooruitzicht.

Een volgende schoof bij aan onze tafel, wat het spel weer zou veranderen.
Van Erik nam ik afscheid met dat ik altijd aan de prent op Queen's Innuendo dacht als ik hem zag jongleren en dat ik net als hij naar de zonnige lentedagen uitzag.

Zo bleef er door planeten van 't plan eten weinig heel.
Later misschien, een banaan.


pepé: lettermenger.

maandag 5 maart 2012

Filosowandelen.


Uit een groeiend verlangen naar meer ruimte voor stilte en naar het opzetten van nóg een project binnen Occupy Nijmegen, startte ik in "onze" circustent (in dankbare bruikleen van De Markies) filosofie-zondagmiddagen.
Inmiddels zijn alleen de droomsilhouetten en ja, zelfs ook nog de kale plekken van onze tenten op het Valkhof te zien. De geest is echter merkbaar wèl uit de fles.

Doetie en ik zijn in deze nieuwe Occupy-fase verder gegaan met het thema filosofie, door inmiddels voor de vijfde keer (18 maart aanstaande de zesde) al wandelend door de mooie streken rondom en in Nijmegen te filosoferen met de dan aanwezige mensen.



Ingeweven met het open karakter van de wandelingen, proberen we liefst onze gesprekken te voeren in een comparitie.
Je kunt op verschillende manieren verbaal communiceren. Twee van de bekendste zijn de discussie en het debat, in welke allebei gestreefd wordt het eigen gelijk te krijgen, tenzij men door betere argumenten overtuigd wordt.
In "compariseren" zit het woord (to) "compare", engels voor vergelijken. Bij een comparitie wordt ieders visie of mening als het ware in het midden van de groep gelegd als een mogelijke waarheid. Dan worden alle gedachten vergelijkend bekeken.
Een comparitie hoeft niet per se, maar onderscheidt zich helaas vaak van de de eigen stelling verdedigende gespreksvormen door het stellen van vragen en door te schouwen, waarbij stilte een welkome, onzichtbare en onhoorbare gaste is.
Door te compariseren ontstaat er vanzelf ruimte en tijd voor de gedachte, in stilte en in woord.

Tot nog toe is het ons goed bevallen dat er vooraf geen gespreksonderwerp is bepaald, dat dit gedurende de wandeling uit de groep aanwezigen zelf opkwam, al dan niet aan de hand van een stelling van een bekend filosoof. Vaker kwamen de thema's uit een persoonlijke vraag -en iemand anders' -en de wonderlijke verbanden die we soms gaandeweg erin vonden.

Meestal nemen we wat te delen eten en drinken mee, zodat we onderweg even ergens kunnen zitten en daarbij ook denken aan de inwendige mens.

Silhouet-technisch gezien beginnen we onze Filosowandelingen bij het Occuplantje, een bekend plantje dat in het Valkhof staat en inmiddels uitgegroeid is tot een heel klein struikje, in de buurt van de kapel op het grote middenveld. Er zaten afgelopen zondag meen ik al heel kleine bladerknopjes aan!

We zijn zo al eens met tot gevolg enorme modderpoten door de Ooijpolder gelopen en de fameuze tweebruggenroute, via de Waalbrug door Lent en over de Snelbinder Nijmegen weer in. Maar we zouden ook eens een stadswandeling kunnen maken, of met de bus naar de Hatertse Vennen, ach, de wereld is zó groot -en mooi. Of niet?

Heb je zin een keertje mee te wandelen? Op zondag 18 maart aanstaande staat de volgende filosowandeling gepland. Aanvang is om 12:00 uur op de voormalige Occupy Nijmegen-lokatie: Het Valkhof.

Voor info: twitter @lettermenger of @doetiee.


pepé: lettermenger.

Liedtekst: "Weegbree". Maak jij er een lied van?

Onderstaande liedtekst vraagt om een stem en een melodie.
Ik nodig je uit en ben heel benieuwd naar jouw versie, jullie versies!
Plaats je (een link naar) jouw lied ervan hier als reactie?

Dank en veel plezier!

pepé: lettermenger. 


Weegbree.

Zij aait jou over je wang, 
jouw traan hangt aan haar vinger, 
zij houdt hem tegen de zon 
en geeft hem daarmee een glans. 

Zij leidt je door je land, 
de maan hangt aan haar lippen. 
Jij kauwt op haar bonbon 
en leeft op van haar dans. 

[bridge] 
En zo weet zij de weg in jouw stad 
alsof jij er nog nooit bent geweest 
en zij jou de borden voorleest, 
zo weet zij de weg naar jouw hart. 

[refrein] 
Weegbree, Weegbree, 
neem me mee, 
zelf vergeet ik steeds 
hoe het hier heet, 
ken je nog zo'n 
straat of steeg? 
Breng me erheen, 
Neem me mee, 
Weegbree. 

Zij maakt voor jullie een vuur, 
poft aardappels, grilt groenten 
en eet ze alsof ze ze zoent en 
jij verglijdt in turen zonder duur. 

[bridge] 
En zo weet zij de weg door de nacht, 
alsof het nooit of ooit anders is geweest 
en zij je uit de sterren voorleest, 
zo weet zij de weg door jouw hart. 

[refrein] 
Weegbree, Weegbree, 
neem me mee, 
zelf vergeet ik steeds 
hoe het hier heet, 
ken je nog zo'n 
straat of steeg? 
Breng me erheen, 
Neem me mee, 
Weegbree. 

Jouw hoofd mag in haar schoot, 
ze neuriet j'een laatste liedje 
en jouw laatstgebleven verdrietje 
sterft in jouw slaap zacht zijn dood. 



[liedtekst 20 maart 2011]

zaterdag 3 maart 2012

Een Occupy Nijmegen column.

Herfstig koude nachten waren we al gewend dit jaar. Dit was er toch één, die niet alleen op zichzelfstaand memorabel, maar misschien wel een vleesgeworden bewijs van de kracht was, waar(om) Occupy tot nu zo wel (op) vaart.

Het gebeurde In het "Slakkenhuis", de "B-tent of welke naam je dan ook gebruikte voor de gezamenlijke ontspantent, een bedoeinentent die kameraad en mede-occupier Franz Ferdinand Kunst (van http://www.nutopia.as ) aan Occupy Nijmegen geschonken had, in één van de eerste nachten dat we neergestreken waren op het Valkhofpark.

Ik schrijf "kameraad", omdat dit een woord is dat Franz Ferdinand voor iedere gesprekspartner gebruikt.
"Of je nu een kut of een lul hebt, dat maakt niet uit, kameraden bent ge van elkaar met uw geest," legt hij je in een gesprek uitgebreid en gepassioneerd uit, met zijn markant beklankkaste basstem en rijke vocabulaire.

En dat we toffe kameraden waren zouden we weten -en daarom zingen wij en daarom zongen wij. Boven het Slakkenhuis scheen een volle of juist weer krimpende maan, toen na middernacht onverwacht de doeken van onze tent openflapten. De mooie gesprekken en gitaarmuziek binnen verstilden en in het schemerlicht van wat kaarsen scanden twee priemende ogen vanaf de tentopening ons af van boven een grotesquegezet en strak-staand mannenlijf, met bungelend aan kolenschophandvingers een Euroshopper-bierblik. Wij zaten, danwel lagen, na weer een lange dag, te ontspannen in onze frisse Occupy-vibe, in Nijmegen toen nog enkele dagen jong, vervuld van dát woord dat door een te vaak en te achteloos gebruik nog minder aan waarde lijkt te hebben overgehouden dan pimp of bling-bling.

Boven de buitengeluiden van het Kelfkensbos en ons Valkhof uit bulderden met gemak zijn woorden, in wat zo te horen alleen nog maar zijn gebruikelijke spreekvolume was.
"Ik weet waarom jullie hier zijn, ik ben ook een anarchist," zo hamerde zijn beginzin het einde van de paar tellen stilte af, "maar er is één verschil tussen jullie en mij: Jullie willen de boel veranderen met jullie hippie-geouwehoer en ik wil eerst de hele KUTzooi in de fik zien, met jullie tent erbij! Dan krijgen we misschien nog een anarchistische maatschappij."

Het bleek, dat was al aan zijn vuur te raden, pas het begin van een lange, bijna onafbreekbare monoloog, die uiteindelijk door zou gaan tot ver na de morgenstond, had één van ons in de bedoeinentent hem niet direct onderbroken, om hem vervolgens gezamenlijk uit te nodigen erbij te komen zitten voor zijn hele verhaal. Die eenstemmige uitnodiging liet hem duidelijk niet onberoerd, maar hij vond het hem eerst toch meer staan te blijven staan bij zijn betoog en dit daarom af te slaan.
Die nacht zagen we een vlammenzee van armzwaaiende uitbranders, vurige verwensingen en van doemscenariogespui geleidelijkaan dimmen tot een sputterende waakvlam op de tocht, waaromheen je wel bijna als vanzelf je handen zou houden: Zoveel teleurstellingen, zoveel gevaren, zoveel gedode familie, kameraden, hoeveel kan zo'n uit de kluiten gewassen man aan? Hoe zouden wij erbij staan?

Die gedeelde gedachte ook moet hem haast wel de ruimte hebben gegeven (die hij navuurlijk nam) om dan en daar zijn vlamfontein zowat letterlijk óp te branden. Want dat was wat hij waarlijk was: Opgebrand.
Een anarchist is niet per sé een pacifist,
Zijn vuur was zijn zwaard en zijn schild, maar daar legde hij ze even neer. De strijder kwam eindelijk tot zitten, tot spreken, niet schreeuwen, en bij het ochtendgloren soms zelfs tot zwijgen en luisteren. Vuren later was hij met de noorderzon vertrokken en niemand zag hem nog terug.

De verandering van die man in die ene nacht, we hebben hem met vele occupiers beleefd, behelst mijns inziens zoveel inene van Occupy.
Wij wisten van elkaar dat zeker niet iedereen daar de anarchie prefereerde. Velen van ons waren met Occupy ergens opnieuw begonnen met kijken naar mogelijke samenlevings-structuren, waar we als minisamenlevinkjes in tenten een weg in zochten en zoeken, waar we niet alleen op het Valkhof maar op moment van schrijven in meer dan drieduizend geoccupeerde steden wereldwijd over compariseerden en compariseren.
Een comparitie is een gespreksvorm die, in tegenstelling tot een discussie of debat, zoekt naar het (overstijgende) ware, door de visies te vergelijken in plaats van te strijden voor het eigen gelijk.

Het is die goddelijk menselijke maat, die overduidelijk mist in dat wat zich de zorg noemt, maar waar tijdens het Occupy Nijmegen Moneyfest door de open microfoon een seniore man als voorbeeld zijn bejaarde moeder aanhaalde, "die in een verzorgingstehuis of hoe ze die dingen tegenwoordig ook noemen, in haar eigen STRONT ligt! En dat is niet in Griekenland, maar in NEDERLAND! Ik schaam me tegenwoordig KAPOT voor mijn eigen land!"
Want is het niet de menselijke maat, maar het geld dat de vorm van onze zorg bepaalt?

En is het niet de menselijke maat, maar het geld dat de koers van onze zogenoemde politiek bepaalt? De veelal heren regeerders kunnen zich hooguit licht mengen in de kapitaalkoers en het een meer sociaal of meer antisociaal, liberaal, of welk smaakje ook geven. De olie blijft de basis, de duiten. Koningin Shell en haar kapitaalkameraden zwaaien feitelijk met de scepter. Je hoeft geen rekenwonder te zijn om de geldsommen te vergelijken die gepompt worden in scholing en zorg of in oorlogen en banken.

En alwéér zijn we in de geldval getrapt. Gaat scholing niet gewoon om mensen die willen leren? Zorg niet eenvoudigweg om een aandacht en hulpbehoevende medemens? Worden oorlogen niet gevoerd tussen... mensen? Is ons geld op de banken niet eigenlijk onze arbeid, onze energie? Worden we daarvan dan stilzwijgendaan beroofd? En nog iets: Als geld in feite een schuldbewijs is, hoe schuldig ben je dan als miljardair?

Die goddelijk menselijke maat. Geloof je niet in (een) god? Sex kan ook goddelijk zijn. Bijvoorbeeld. Dat uitgekauwde woord dat ik in deze column nog niet in letters gemengd heb, maar waar de woorden wel van doordrongen zijn.

"Zullen we weer een Bed-Peace gaan houden in de circustent?" grapte Occupy-kameraad Ward onlangs naar me. Het was aan zijn toon al te horen dat hij het niet meende.
De tijden zijn veranderd. 'Dat woord' heeft dan misschien wel wat van haar glans, maar allerminst aan kracht ingeboet.

pepé: lettermenger.

18 november 2011
(Eerst gepubliceerd op Nijmegen.Nieuws.nl )

vrijdag 2 maart 2012

Droom en werkelijkheid.

"Ping!", een sms.
Of ik op de koffie wilde komen.
Door de wolkenluchten van gisteren moest het telefoontje van Mieke niet goed aangekomen zijn, slechte verbinding, want ik zag ook een oproep van haar gemist te hebben.
"Hm," antwoordde ik toen ik haar inmiddels teruggebeld had en naar buiten keek, "zo te zien komt er nog een flinke hoosbui aan, die wacht ik nog even af en dan loop ik jouw richting op, is dat goed?"
Dat was prima.

Al vrij snel piepte de zon haar stralen weer door de wolken heen, zó, dat ik dacht dat de wandeling van ongeveer twintig minuten wel eens droog zou kunnen gaan verlopen, wanneer ik nu zou aanlopen.

Op straat was het rustig, alleen zij die echt noodzakelijk buiten moesten zijn, waagden net als ik de droge tijd en ruimte tussen twee regenbuien in.
Wandelend over het trottoir kwam mij een dame tegemoet, zo te zien van rond de vijftig jaar. Ze zwabberde wat van links naar rechts over de tegels, totdat ze zag dat ze aanstonds iemand zou gaan treffen; mij. Haar pas werd er geconcentreerder, rechter van en zo passeerden we elkaar zonder mekaar in de weg te lopen.

Ze was een anonieme passante gebleven, als er niet het volgende was gebeurd. Want echt precies op tijd, nog vóór we weer te ver van elkaar vandaan waren gewandeld, voelde ik tegen mijn onderarm haar vingers tikken als een stemloos, naamloos roepen.
Tik!
Het deed me naar haar omdraaien om te zien of het inderdaad bedoeld was als een signaal. Het had een onbedoelde aanraking geweest kunnen zijn, al voelde het geenszins zo aan.

Ik keek in twee kinderlijk open, amandelbruine ogen.
De vrouw vroeg me meteen daarbij: "Wil je me vertellen welke kleur nagellak je het beste bij me vindt passen?"
Ze stak haar linkerhand naar mij uit op een manier waardoor ik allevijf de nagels goed kon bekijken.
Die zat ónder de nagellak. De nagels zelf waren het dikst besmeurd, inderdaad met vijf verschillende tinten rode nagellak. Op haar vingers en handpalm waren de haar-strepen van het nagellakkwastje te zien. Ook haar rechterhand zat onder de rode verfvlekken en strepen.

Daar stonden we op de stoep, twee onbekenden voor elkaar, een vrouw en een man, tussen de buien door, pratend over de meest passende roodtint voor haar vingers.
Ik keek haar nog eens in haar ogen, ze had me er zelf een goed excuus voor gegeven, want welke nagellak paste eigenlijk het beste dáárbij?
"Ik zou de donkerste nemen," zei ik en wees naar haar bekliederde linker ringvinger. "Omdat die het beste bij je bruine ogen past."

Mijn reactie had haar opgelucht. Meteen daarop namelijk ontlaadde ze zich van haar angsten die ze blijkbaar had gehad voor het antwoord dat ik op haar vraag geven zou.
"Bijna iedereen vindt het raar dat ik dit aan mensen vraag, maar ik wil het graag weten. Dan zeggen ze dat ik gek ben en doen ze gemeen tegen me."

Ik liet haar spreken en zocht een stukje steun bij een hek. M'n kont leunde erop, haar daarmee ook aangevend dat ik eventjes de tijd voor haar zou nemen. Mijn veranderende houding werd begrepen, want ook de hare veranderde.

Nu met wat meer rust vertelde ze mij honderduit haar gedachten en gevoelens, niet altijd gemakkelijk te volgen, maar met als rode draad het onbegrip dat ze was tegengekomen en de eenzaamheid die het haar bracht. Ze vertelde het alsof we twee buuvjes waren die mekaar op straat getroffen hadden en eventjes lekker bijbepten voor hun eigen huissie.

"Waar ben jij naar op weg?" vroeg ik, toen duidelijk werd dat ze zelf niet zogauw zou stoppen met spreken. "Ik ben zelf op weg naar een vriendin van mij, waar ik op de koffie zou gaan, dus daar wil ik eigenlijk zo ook weer naartoe wandelen."
"Ik ben op weg naar mijn dochter," antwoordde ze meteen. "Die heb ik nu al jaren niet meer gezien. Zij vindt mij ook stom, maar ik wil toch nog een keer met haar praten, misschien begrijpt ze me nu wel."
"Dat is een spannende ontmoeting zeg," zei ik.
"Vind je dat? Ja, misschien wel ja."
"Nu ja, je vertelde me net dat niet veel mensen je begrijpen en dus ook je dochter niet. Dan vind ik het wel dapper dat je het probeert. Voel je je er op dit moment ook sterk genoeg voor om je dochter te zien en om dan bij jezelf te blijven?"
"Dat weet ik niet."
Daar zat wat in. Domme vraag van mij.

"Goed, maar dan wandel ik nu weer verder, naar mijn vriendin toe. Er lijkt ook weer een wolk aan te komen, dus misschien zijn we allebei nog voor de volgende bui op onze bestemmingen aangekomen. Dankjewel, ik vond het een fijn gesprek."
Ik stak mijn hand naar haar uit, zij de hare naar mij en we keken elkaar nog eens aan. Haar ogen stonden angstig en dankbaar tegelijkertijd, als op een kruispunt van emoties.
"Zorg je goed voor jezelf?" vroeg ik tot slot.
"Jij ook hè?" wierp ze me pijnlijk blij toe.
Ze spiegelde me ermee.
"Ja, ik ook," en mijn rechterhand ging erbij als vanzelf naar mijn hart toe, terwijl ik al wat passen zette.
We zwaaiden naar elkaar op het trottoir. Zij stond nog stil, mijn richting op kijkend.

"Hé!" hoorde ik een paar tellen later van haar kant afkomen.
Ik draaide me weer om. Ze stond er nog steeds, haar hele lichaam keek mij na. Nu ik weer haar kant op keek, tilde haar rechter arm zich op en zwaaide nog eens. In mijn gedachten zag ik er die amandellieve ogen bij naar me kijken, veel dichterbij dan dat ze nu voor me waren. Gedroomde ogen en werkelijke ogen.
Ik zwaaide terug, vervuld van liefde.
Wat passen verderop stond hopelijk voor ons allebei een warm bakkie klaar.


pepé: lettermenger.

29 augustus 2010.