vrijdag 2 maart 2012

Droom en werkelijkheid.

"Ping!", een sms.
Of ik op de koffie wilde komen.
Door de wolkenluchten van gisteren moest het telefoontje van Mieke niet goed aangekomen zijn, slechte verbinding, want ik zag ook een oproep van haar gemist te hebben.
"Hm," antwoordde ik toen ik haar inmiddels teruggebeld had en naar buiten keek, "zo te zien komt er nog een flinke hoosbui aan, die wacht ik nog even af en dan loop ik jouw richting op, is dat goed?"
Dat was prima.

Al vrij snel piepte de zon haar stralen weer door de wolken heen, zó, dat ik dacht dat de wandeling van ongeveer twintig minuten wel eens droog zou kunnen gaan verlopen, wanneer ik nu zou aanlopen.

Op straat was het rustig, alleen zij die echt noodzakelijk buiten moesten zijn, waagden net als ik de droge tijd en ruimte tussen twee regenbuien in.
Wandelend over het trottoir kwam mij een dame tegemoet, zo te zien van rond de vijftig jaar. Ze zwabberde wat van links naar rechts over de tegels, totdat ze zag dat ze aanstonds iemand zou gaan treffen; mij. Haar pas werd er geconcentreerder, rechter van en zo passeerden we elkaar zonder mekaar in de weg te lopen.

Ze was een anonieme passante gebleven, als er niet het volgende was gebeurd. Want echt precies op tijd, nog vóór we weer te ver van elkaar vandaan waren gewandeld, voelde ik tegen mijn onderarm haar vingers tikken als een stemloos, naamloos roepen.
Tik!
Het deed me naar haar omdraaien om te zien of het inderdaad bedoeld was als een signaal. Het had een onbedoelde aanraking geweest kunnen zijn, al voelde het geenszins zo aan.

Ik keek in twee kinderlijk open, amandelbruine ogen.
De vrouw vroeg me meteen daarbij: "Wil je me vertellen welke kleur nagellak je het beste bij me vindt passen?"
Ze stak haar linkerhand naar mij uit op een manier waardoor ik allevijf de nagels goed kon bekijken.
Die zat ónder de nagellak. De nagels zelf waren het dikst besmeurd, inderdaad met vijf verschillende tinten rode nagellak. Op haar vingers en handpalm waren de haar-strepen van het nagellakkwastje te zien. Ook haar rechterhand zat onder de rode verfvlekken en strepen.

Daar stonden we op de stoep, twee onbekenden voor elkaar, een vrouw en een man, tussen de buien door, pratend over de meest passende roodtint voor haar vingers.
Ik keek haar nog eens in haar ogen, ze had me er zelf een goed excuus voor gegeven, want welke nagellak paste eigenlijk het beste dáárbij?
"Ik zou de donkerste nemen," zei ik en wees naar haar bekliederde linker ringvinger. "Omdat die het beste bij je bruine ogen past."

Mijn reactie had haar opgelucht. Meteen daarop namelijk ontlaadde ze zich van haar angsten die ze blijkbaar had gehad voor het antwoord dat ik op haar vraag geven zou.
"Bijna iedereen vindt het raar dat ik dit aan mensen vraag, maar ik wil het graag weten. Dan zeggen ze dat ik gek ben en doen ze gemeen tegen me."

Ik liet haar spreken en zocht een stukje steun bij een hek. M'n kont leunde erop, haar daarmee ook aangevend dat ik eventjes de tijd voor haar zou nemen. Mijn veranderende houding werd begrepen, want ook de hare veranderde.

Nu met wat meer rust vertelde ze mij honderduit haar gedachten en gevoelens, niet altijd gemakkelijk te volgen, maar met als rode draad het onbegrip dat ze was tegengekomen en de eenzaamheid die het haar bracht. Ze vertelde het alsof we twee buuvjes waren die mekaar op straat getroffen hadden en eventjes lekker bijbepten voor hun eigen huissie.

"Waar ben jij naar op weg?" vroeg ik, toen duidelijk werd dat ze zelf niet zogauw zou stoppen met spreken. "Ik ben zelf op weg naar een vriendin van mij, waar ik op de koffie zou gaan, dus daar wil ik eigenlijk zo ook weer naartoe wandelen."
"Ik ben op weg naar mijn dochter," antwoordde ze meteen. "Die heb ik nu al jaren niet meer gezien. Zij vindt mij ook stom, maar ik wil toch nog een keer met haar praten, misschien begrijpt ze me nu wel."
"Dat is een spannende ontmoeting zeg," zei ik.
"Vind je dat? Ja, misschien wel ja."
"Nu ja, je vertelde me net dat niet veel mensen je begrijpen en dus ook je dochter niet. Dan vind ik het wel dapper dat je het probeert. Voel je je er op dit moment ook sterk genoeg voor om je dochter te zien en om dan bij jezelf te blijven?"
"Dat weet ik niet."
Daar zat wat in. Domme vraag van mij.

"Goed, maar dan wandel ik nu weer verder, naar mijn vriendin toe. Er lijkt ook weer een wolk aan te komen, dus misschien zijn we allebei nog voor de volgende bui op onze bestemmingen aangekomen. Dankjewel, ik vond het een fijn gesprek."
Ik stak mijn hand naar haar uit, zij de hare naar mij en we keken elkaar nog eens aan. Haar ogen stonden angstig en dankbaar tegelijkertijd, als op een kruispunt van emoties.
"Zorg je goed voor jezelf?" vroeg ik tot slot.
"Jij ook hè?" wierp ze me pijnlijk blij toe.
Ze spiegelde me ermee.
"Ja, ik ook," en mijn rechterhand ging erbij als vanzelf naar mijn hart toe, terwijl ik al wat passen zette.
We zwaaiden naar elkaar op het trottoir. Zij stond nog stil, mijn richting op kijkend.

"Hé!" hoorde ik een paar tellen later van haar kant afkomen.
Ik draaide me weer om. Ze stond er nog steeds, haar hele lichaam keek mij na. Nu ik weer haar kant op keek, tilde haar rechter arm zich op en zwaaide nog eens. In mijn gedachten zag ik er die amandellieve ogen bij naar me kijken, veel dichterbij dan dat ze nu voor me waren. Gedroomde ogen en werkelijke ogen.
Ik zwaaide terug, vervuld van liefde.
Wat passen verderop stond hopelijk voor ons allebei een warm bakkie klaar.


pepé: lettermenger.

29 augustus 2010.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten