dinsdag 6 maart 2012

De Kronenburgerparkjongleur.

Sinds de release van Queen's album Innuendo -en niet lang daarna ook de 'release' van haar frontzanger Freddie Mercury in de eeuwige ether, kreeg het jongleren een diepere betekenis voor me. Hoe J. J. Grandville deze vaardigheid verbeeldde, paste niet alleen het muziekalbum perfect, maar raakte in mij een snaar, ik net zeventien jaar, wat mij een dieper besef van de relativiteit en tegelijkertijd de mystiek van het bestaan gaf. Want wie was die jolige jongleur, die dwaas, die met planeten als met ballen speelde en welk klein heerschap deinsd' er angstvallig voor terug? Zou die banaan hem dodelijk treffen?

"Ik verlang altijd naar het volgende seizoen" schreef één van mijn pseudoniemen, Friedegond, eens en ja, dus keek ik ook nu weer naar de lucht en zag die meer en meer transformeren in de lente; met haar knoppen en gezang van vogels. O, en voorzichtig verheugde ik mij al lichtelijk op het jaargetij daarná..! Die al millennia durende draaiing van de aarde, een waarlijk kunstenaar die haar en al die and're ballen zo lang hoog houdt!

Het waren vast jullie op Twitter die mij bezig hielden via mijn aaifoon toen ik de stoel naast mij licht verschoven worden hoorde. Ik keek op en zag Erik in de ogen. De Kronenburgerparkjongleur!
"Vind je het goed als ik er bij kom zitten?" vroeg hij me.
"Hé, het is een coffeeshop, gezellig!"
"Nou ja," verklaarde Erik zijn vraag nader, "het kon zijn dat je even op jezelf was gaan zitten.
"Nee hoor, ik ben nog wel hiermee bezig, maar zo klaar," hield ik de telefoon eventjes op.
Erik installeerde zich aan het ronde tafeltje, waaraan die dag al verscheidene mensen in verschillende aantallen tegelijk bij me waren komen zitten. Het was daags na mijn verjaardag, op welke zelf ik platzak was, vandaar dat ik deze dag de schade daarvan grif inhaalde.

Een tweet voor verzending op spel- en andere gebreken controlerend, ving die altijd fijne ooghoek (oorhoek bestaat nog niet -of nu wel?) wat zenuwachtige bewegingen en gemompel op en mijn brein gooide reeds wat balletjes op als antwoorden na een vermoedelijk aanstonds uitgesproken vooroordeel.
"Ben je daar een spelletje op aan het spelen?" leidde Erik zijn mening in.
"Nee, ik ben wat aan het schrijven."
Antwoorden op de vraag, graag, niet vooruit op de feiten.
Aan Erik's "O," was opluchting en verrassing te horen.
Ik was weer terug bij mijn onaffe bericht, maar vroeg:
"Ben jij al in het park te vinden?"
"Nee, het is nog te koud buiten. Als het zo'n achttien, negentien, twintig graden is, of meer, dan ga ik wel het park in. Dan kan de korte broek lekker weer aan, ja."
"Ja, verstuurd!" keek ik hem lachend aan en borg het 'ding' op in één van mijn zakken.
"Ik kan daar niet mee overweg," nam mijn tafelgenoot van dat moment de gelegenheid, "ik begrijp niet dat mensen zo veel met zo'n apparaat bezig kunnen zijn."
"Was het beter geweest wanneer ik hier met een grote krant voor mijn neus had gezeten?"
'Had je het dan wèl begrepen?' dacht ik daar achteraan.
Ik vervolgde: "Ik ben een schrijver en de stukken die ik maak, plaats ik op het internet. Een groot voordeel daarbij vind ik dat je direct en wederzijds contact hebt met anderen die actief zijn op het web."
"O, ben jij een schrijver? Ik ben ook met een boek bezig."
Zijn tweede zin sprak hij duidelijk bewust minder luid uit. Uit bescheidenheid of als een voorbedachte test in ons gesprek? Om te zien of zijn interesse in mij door mij werd beantwoord?

Dit bracht ons bij onderwerpen als politiek, Occupy, spiritualiteit, liefde, poëzie en andere kunsten -en hoe een schrijver in de huidige multimediale tijden zijn schrijfsels wil verspreiden.
"Welk boek ben jij dan aan het schrijven?" sloeg ik een bladzij van onze conversatie om en verwisselde de protagonist.
Erik keek over zijn joint heen, blies de rook in de zelfde richting uit en zei toen: "Wat fijn dat je mij dat ook vraagt."
Daar bleken we inderdaad allebei te zijn bezig geweest in het woord-balanceren en door alle ballen goed in de gaten te hebben gehouden, ervoeren we dat als waren we daarin geslaagd.

Erik begeleidde mij in door een getallenwoud van formules die draaiden om de zon en die volgens hem verklaarden hoe heet het oppervlak ervan was -en rekende door hoe heet het daarom op aarde was, aldus, het moge duidelijk zijn dat mijn brein door onwetendheid algauw, al was het aan Erik's hand, de bomen wel, maar het bos niet zag.
Want hij bleek op zoek naar hoe de energie van de zon het efficiëntst door ons benut worden kon -en daar zag ik natuurlijk het belang wel van in. Erik was naar mijn idee ook in een vergevorderd stadium van zijn theorieën. Hij beaamde dit toen hij zei:
"Het is nu nog een kwestie van hoe ik dit op een voor een lezer begrijpelijke manier kan verwoorden."
"Dat is zo te horen een hele tour," verzuchtte ik.

Terwijl we onze telescopen een poos inzoomden op dit hemellichaam, schoten mijn gedachten achterwaarts naar mijn achtste verjaardag. Zwartroodgroen pakpapier scheurde ik van een A4-formaat dun boek af, op de kaft getekend een meisje en een jongen -en planeten. Dat had ik indertijd verslonden, al die weetjes over planeten en die eindeloos grote ruimte!
Ik vertelde het Erik.
"Ik ken de titel ervan niet meer, maar op díé manier zou ik het nog kunnen volgen, want dat is het euvel: ik vind het machtig interessant, maar heb geen wis- of natuurkundige aanleg."
"Naar die vorm ben ik ook op zoek," zei hij.
"Maar onder andere via Occupy Nijmegen ken ik wel mensen die zich ook bezighouden met zonne-energie, dus misschien kunnen we een keer een ontmoeting regelen in het Kronenburgerpark?"
Hoe dan weer verschillende punten samenkomen.
Erik vond het een fijn vooruitzicht.

Een volgende schoof bij aan onze tafel, wat het spel weer zou veranderen.
Van Erik nam ik afscheid met dat ik altijd aan de prent op Queen's Innuendo dacht als ik hem zag jongleren en dat ik net als hij naar de zonnige lentedagen uitzag.

Zo bleef er door planeten van 't plan eten weinig heel.
Later misschien, een banaan.


pepé: lettermenger.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten