Vandaag met je afgesproken in de botanische tuinen van Nijmegen.
Zoals altijd ga ik, wanneer het enigszins te doen is, graag lopend naar een afspraak toe. Je ziet meer, hebt meer contact met je omgeving èn jezelf, zo heb ik het idee, dan wanneer je fijn ingeblikt je fijnstofjes verspreidt en je je op de autobaan baas boven fietser en voetganger waant.
Dat je dan onderweg dat kastje ziet, waar een Nijmeegse boeken in heeft gezet, die je eruit mag halen om te lezen, zolang je er maar een ander boek voor in de plaats zet.
En dat je vroeg genoeg vertrokken bent om van zulk soort momentjes en plekken foto's te schieten. Elf uur, half twaalf hadden we afgesproken en langer dan een half uur lopen is het niet voor mij.
Lekker babbelen met m'n omgeving en mezelf, of O, of zo. Of ik zing wat, of ben stil.
Dan verwonder ik me weer, vraag me af "Wie zal hier toch wonen? Woont hier wel iemand?"
En dan ineens beseffen, bij het oude Badhuis, Nijmegen Oost, ik ben verkeerd gelopen.
Is er iemand beter in verdwalen in haar of zijn eigen stad, gebóórtestad nog wel, dan ik?
"Nee! Dit zal toch niet?" zeg ik.
Rampscenario's spelen zich voor mijn ogen af, mengen zich in de wandelende werkelijkheid.
"Straks kom ik te laat en is een twééde wandel-afspraak in het water gevallen."
Mijn dolle kompas poogt me zo ongeveer de goede richting in te sturen.
Ik wandel langs het Nijmeegs asielzoekerscentrum, schaam me voor de bouwvallige staat waarin het verkeert (want denk aan Jan van der Meer en aan zijn Waalsprong), zie een jongeman aan de andere kant van het hek een vuilniszak in een container gooien en vraag me af hoeveel stappen we verwijderd zijn van de gaskamers -en waar die zullen staan.
Niet de paden volgend, maar over de grasperken banjerend met een herkenningspunt in het visier, de Groesbeekseweg, is mijn wandelen in snelwandelen overgegaan. Ik trek mijn vest uit, stop het in mijn tas bij de rest van mijn zut en trek mijn eerste sprintje.
"Half elf vertrokken," denk ik hardop terug, "dan zal het nu toch al na elven zijn."
Ik heb geen horloge, bewust niet. En sinds kort ook geen telefoon, maar misschien is dat een tijdelijkere situatie, misschien geef ik me toch weer over aan het gemak daarvan.
Bij de kruising Groesbeekseweg en Heyendaalseweg begrijp ik hoe mijn brein de mist in ging. In plaats van de Heyendaalseweg heb ik de Daalseweg als denk-leidraad genomen.
Niet de paden volgend, maar over de grasperken banjerend met een herkenningspunt in het visier, de Groesbeekseweg, is mijn wandelen in snelwandelen overgegaan. Ik trek mijn vest uit, stop het in mijn tas bij de rest van mijn zut en trek mijn eerste sprintje.
"Half elf vertrokken," denk ik hardop terug, "dan zal het nu toch al na elven zijn."
Ik heb geen horloge, bewust niet. En sinds kort ook geen telefoon, maar misschien is dat een tijdelijkere situatie, misschien geef ik me toch weer over aan het gemak daarvan.
Bij de kruising Groesbeekseweg en Heyendaalseweg begrijp ik hoe mijn brein de mist in ging. In plaats van de Heyendaalseweg heb ik de Daalseweg als denk-leidraad genomen.
Ik voel een traan en hoor mezelf jammeren, over tegenslag op tegenslag, hoor mij aan O vragen of het dan heus zo egoïstisch is hoe ik mijn leven invul, of O niet blij is met wat ik voor O doe en ik het eigenlijk alleen uit eigenbelang doe; de stilteruimte, de filosofiewandelingen, het lopen inplaats van fijnstofautorijden, noem het maar op. Of ik tegengewerkt móét worden in mijn doen en nietdoen.
"Zou ze boos zijn? Zou ze geloven dat ik ben verdwaald? Ze kent me wel al lang. Maar de vorige keer dat we zouden wandelen ging er ook al iets mis. Wat ookalweer?"
Ik hoor je in gedachten zeggen: "Dan is het toch wel jammer dat jij geen telefoon hebt," en ookal is het slechts een gedachte, ik voel er de pijn van.
"Sorry," denk ik tegen je, "ik wist al niet zeker of ik jouw geduld van het wachten nog wel waard was. Ik heb je vast vaak en veel pijn gedaan met mijn doen en nietdoen. En dit is inderdaad de zoveelste keer, wat voorkomen had kunnen worden als ik zo'n KUT-teleFOON had gehad, ja!"
Dat laatste zei ik denk ik weer hardop.
Sommige stukken van de Heyendaalseweg ren ik, ik loop voorbij de zo te zien ook door een nazi ontworpen universiteitsgebouwen, waar de 1% slimste mensen van het land opgeleid worden geld binnen te harken met de expertise op eigen vakgebied, word gekruist op mijn pad door één van deze kapitaal-robots, die zonder ook maar één moment om zich heen te kijken voor mij langs loopt: hoofdtelefoonzeepbelgrijzehersencellen.
De tuinen zijn nu dichtbij.
Maar aan welke ingang dan sta jij?
Dat hadden we niet afgesproken.
Meer wanhoop zakt mijn schoenen in, maar mijn pas vertraagt er niet van.
Ik kijk om me heen of ik je auto al niet ergens zie, of jou, maar nee.
Als ik aan de rand van de tuinen ben, hoor ik kerkklokken slaan. Het klinkt als twaalf uur.
"Nee! Zó laat al?"
Anderhalf uur hierover gedaan?
Dan ben je vast alweer vertrokken.
De lucht is inmiddels bétrokken.
"Ja," zeg ik ertegen, "dat zou het wel compleet maken. Dat het nu met bakken uit de lucht gaat vallen. Kom op, O, werk mij tegen, maak mij kapót!"
Een paar keren roep ik hard jouw naam, terwijl ik enkele van de ingangen controleer of jij daar toevallig nog staat, maar nee.
Dus loop ik terug naar huis.
Ben ik bij treinstation Heyendaal, is er de eerste klok op mijn pad waarop ik de tijd lezen kan.
"Kwart voor twaalf?"
Wat sloeg die kerkklok bij Arcadië dan?
Dan moet het ongeveer half twaalf geweest zijn toen ik aankwam. Maarja, om nu nog terug te gaan zal weinig uithalen, zeker te voet zal het alsnog twaalf uur zijn en dikke kans dat jij er niet meer bent.
Hier besluit ik ook dit pad te zullen gaan beschrijven.
Teruglopend over de Groenewoudseweg zie ik dat er aan één van de huizen wordt gewerkt door een Tsjech. Tja, ook waar het geld zit, is de crisis te voelen, en waarom een Nederlander betalen wanneer een Tsjech het voor minimaal de helft doet? Zouden ze dan weer wèl op de PVV stemmen? Kan zomaar. Geef ze de kost die zo leven...
Bijna thuis.
Iemand heeft op straat een schoen achtergelaten.
Waar is de andere en hoe is diegene thuisgekomen?
"Eén voordeel: het is wèl drooggebleven," zeg ik, draai het deurslot open, loop mijn kamer binnen, stuur jou een email en schrijf dan het pad van me af.
Ik kijk op de klok. Vlak na twaalf uur.
Anderhalf uur.
Kwak.
pepé: lettermenger.
mooi....... valkhof ben je steeds op tijd. we doen alles alleen maar voor ons zelf in mijn beleving. het boekenkastje moest er nog op na de wandeling zondag, niet zo toevallig. dat je haar mist ook niet al weet ik niet waarom.ruud
BeantwoordenVerwijderen:( <3 (:
Verwijderen"Anderhalf uur" later weer dan toen dit alles gebeurde, plaatste ik deze blog. Taovallig (:
BeantwoordenVerwijderen